Wie kent dat verontrustende gevoel niet? De sfeer is ongemakkelijk, soms zelfs beklemmend. Er speelt iets in het team, zonder dat het wordt benoemd. En als er niets mee gebeurt wordt het erger en erger.

Onlangs begeleide ik een bijeenkomst met een team waarin het vormen van intervisiegroepen uiterst moeizaam verliep. Na afloop werd ik door twee teamleden aangeklampt. Of ik in de gaten had wat er werkelijk gebeurde: niemand wilde met Marja in een intervisiegroep. Ik vroeg hen wat zij ermee gingen doen. Dat wisten ze niet. Ze wilden het in elk geval niet ter sprake brengen in de groep, omdat ze bang waren dat dit Marja zou kunnen beschadigen. ’s Avonds werd ik gebeld door Marja. Ze had, zo vertelde ze, een beroerde middag gehad. “Alsof niemand met me in een intervisiegroep wilde, al werd dat niet hardop gezegd”. Op mijn vraag of ze het in de groep zou willen aankaarten gaf ze aan dat niet goed te durven.

Twee weken later was er een volgende bijeenkomst met het team. Ik zei dat ik met hen wilde terugblikken op de vorige bijeenkomst. Het werd stil. “Ik meen te hebben waargenomen dat iemand in dit team wordt uitgesloten”, zei ik, “en wel Marja”. De stilte werd direct ongemakkelijk. “Wie van jullie heeft dat ook waargenomen?” Aarzelend gingen de eerste handen omhoog, van de twee die me na afloop van de vorige bijeenkomst hadden aangeklampt, en van Marja. Er volgden er meer, uiteindelijk zelfs iedereen in het team. “Vinden jullie dat een probleem?”, vroeg ik hen. Bijna verontwaardigd antwoordden ze unaniem bevestigend. Dat leverde direct ontspanning in de groep op. Waarop ik hen vroeg: “Wat gaan jullie ermee doen?”
spelen met ruimte
Deze vier opeenvolgende stappen zijn zeer effectief wanneer:

  • er waarneembaar iets aan de hand is in het team dat niet wordt benoemd (zoals uitsluiting, het niet uiten van kritiek op elkaar);
  • bij hardnekkige patronen (bijvoorbeeld: er wordt telkens wanneer iemand iets persoonlijks vertelt een grap gemaakt door iemand anders in het team).

Of ‘t bij de vierde stap ‘wij’ of ‘jullie’ is hangt af van je rol in de groep: maak je er deel van uit of niet?

Vertrouwen en moed

Wat je nodig hebt om deze interventie te kunnen toepassen? Vertrouwen in je eigen waarnemingen en de moed om hier woorden aan te geven in het team. Iedereen die verantwoordelijkheid voor het groepsproces wil nemen kan deze interventie doen: teamleden, de teamleider of een (extern) begeleider. Vertrouwen in jezelf en de moed om je uit te spreken horen immers bij leiderschap. En dat is geen exclusief terrein van leidinggevenden.

Redenen om deze interventie niet toe te passen zijn de volgende gedachten:

  • “Stel dat niemand mijn waarneming deelt.”
  • “Stel dat de waarneming wel gedeeld wordt, maar dat ik de enige ben die het een probleem vind.”

Angst, zeg maar.

Als je die eerste belemmerende gedachte hebt, maak het dan zo concreet mogelijk: vertel wat je zag, wat je hoorde, wat je voelde.

Wanneer de waarneming wel wordt gedeeld, maar het door de anderen niet als een probleem wordt ervaren, kan dat verschillende oorzaken hebben. Zo zou jullie interpretatie van de waarneming kunnen verschillen. Handig om dat te delen en samen te onderzoeken. Wellicht wordt het probleem dan breder gedeeld, of misschien verdwijnt het zelfs wel.

En als jouw waarneming dan nog steeds niet als problematisch wordt gezien door de anderen, en wel door jou? Dan hebben jullie echt iets uit te zoeken met elkaar. Des te beter dat je er voor hebt gezorgd dat dit boven water is gekomen.

handtekening Frank Weijers